Weblogs
Kees de Vrij
Schaatsen is een eindeloze dans op gestold water
Zes jaar geleden alweer vroeg ik aan een aantal schaatsers, waaronder Hogeroppers, om eens te formuleren wat voor hen de essentie van schaatsen was. Er kwamen onvergetelijke antwoorden. Zonder bronvermelding en zonder toevoeging (maar wel een paar cursiveringen van mij) een paar reacties.
‘Ik ben niet zo van de techniek, maar meer van het gevoel. Voor mij is schaatsen glijden en gewoon gaan., vooral niet te veel nadenken.’
‘Schaatstechniek is een oneindige hoeveelheid invalshoeken om de schaatsbeweging te benaderen. Hoe langer en meer ik schaats hoe meer nieuw ingangen en manieren van benaderen. In tijden van verwarring valt de beweging uiteen in steeds meer fragmenten, steeds kleiner en gedetailleerder. Of de beweging onderzocht wordt onder een microscoop. Of door een telescoop!
Schaatsen is als alle fragmenten zich organiseren in een beweging. Het voelt alsof mijn lichaam precies weet (en altijd geweten heeft) wat schaatsen is’.
‘De essentie van de schaatsbeweging is –harmonie–’
‘De essentie van schaatsen kun je in een woord samenvatten: ontspanning.’
‘Schaatsen is voor mij:
- een mooie en prettige vloeiende beweging met duidelijke en herkenbare momenten van actie;
- “loslaten” en ontspannen op de juiste momenten;
- zonder in luiheid te vervallen het geduld opbrengen om lang te wachten;
- om zo mijn krachten te sparen/verzamelen voor de afzet.’
‘… is voor mij het soepel uitvoeren van de ‘zijwaartse afzet’. Als junior werd ik doodgegooid met deze term, maar pas sinds ik me heb verdiept in de schaatstechniek weet ik wat het echt inhoudt. Ik denk dat het sturen van de schaats, zodanig dat de strekking van het been onafhankelijk wordt van de voorwaartse beweging, de essentie is van het schaatsen.’
‘OK, komt ‘ie dan, mijn visie op de schaatsbeweging. Volgens mij is die uitgevonden om de mens het gevoel van absolute zuiverheid en vloeiendheid te laten benaderen. De dolfijn weet daar alles van. Die heeft zich de afgelopen paar miljoen jaar steeds mooier weten te stroomlijnen, en zich leren te bewegen met een gemak en souplesse waar weinig andere dieren vandaag de dag aan kunnen tippen. Het dier de mens doet wel erg z’n best, met zijn balletpasjes, vogelnestjes, synchroon gespartel, gepirouetteer op het ijs of tussen de trapezes, maar het ziet er allemaal nogal geforceerd uit. De schaatsbeweging komt als enige een beetje in de buurt bij pure zuiverheid, bij wat de dolfijn van huis uit volkomen automatisch kan, en doet. Nou is het arme beest inmiddels behoorlijk doodgeknuffeld (“je zwemt wat in zee en voor je ’t weet ben je een grijs glimmende messias” las ik laatst ergens) maar even los daarvan – het gemak en het ogenschijnlijke plezier waarmee hij beweegt blijven fascinerend. Diezelfde fascinatie roept de schaatsbeweging op: zet beelden van een simpel zwemmende dolfijn en een perfect schaatsende mens naast elkaar, en het is wel duidelijk wat ik bedoel. En degene die ‘m zelf maakt, die schaatsbeweging, is niet alleen een kick om naar te kijken, maar krijgt er zelf ook nog een veel nog grotere kick van. Vandaar dat zo’n dolfijn ook altijd zo blij kijkt, waarschijnlijk.
Bij één van de respondenten stelde ik een vervolgvraag. Het zeer precies geformuleerde antwoord wil ik jullie niet onthouden:
‘Nou weet ik weer wat je vraag was vorige week: dat was de vraag: wat gaat vooraf aan de afzet. Ik ben geneigd om te zeggen dat er niet zoveel aan vooraf gaat, maar dat kan verkeerd opgevat worden. In feite gaat eraan vooraf zoals je zelf hieronder beschreven hebt: lange tijd gebeurt er “ogenschijnlijk” niks tot het moment van afzetten daar is. Maar er gebeurt in mijn beleving een heleboel voor ik ga afzetten, alleen zijn dat hele subtiele bewegingen (als het goed is), die relatief weinig inspanning kosten als het lekker gaat. Voor mij is het het belangrijkste dat na het insturen mijn heup/bil goed boven mijn schaats zit er niet erbuiten. Daar moet ik tenslotte mee beginnen met afzetten en die wil ik voor die tijd dus in de juiste postitie. Voor mijzelf is het daarbij belangrijk dat ik voel dat ik, tijdens het glijden, mijn knie niet naar binnen laat vallen (dus probeer ik mijn knie voor de afzet naar buiten te houden) en ik mijn hak naar binnen duw. Dus: heup/bil, knie en hak zijn voor mij de ankerpunten om te kunnen afzetten. Als dat goed zit kun je lang glijden en zelf bepalen wanneer je wil afzetten! Tijdens de valbeweging zorg ik dat hier geen verandering in komt, tot ik kan afzetten. Ik weet niet precies wanneer de afzet in jouw beleving begint, maar voor ik afzet (strekken van heup, knie, enkel) hou ik druk of bouw ik druk op door vanuit mijn bil te beginnen met duwen. In de tussentijd val ik al een beetje, maar zet (voor mijn gevoel) nog niet af.
Toch niet eenvoudig om het met weinig woorden duidelijk te maken, maar om van achter naar voren te beginnen: aan de afzet gaat grote bilspanning vooraf, of je nu hard of zacht schaatst. En daaraan vooraf gaat zorgen dat heup/bil/knie/hak in de juiste positie zitten, om het duwen zo effectief mogelijk te maken.’
Schaatsen is een eindeloze dans op gestold water. Het feestje is weer begonnen! – Kees